Hoogeveen/de Wolden

Drijfplanten en lelieachtigen.

In de maand november heb ik inleidend verteld over waterplanten in het algemeen. Ik heb uitgelegd dat er grofweg vier groepen zijn, namelijk:
1.    Zuurstofplanten
2.    Drijfplanten
3.    Lelieachtigen
4.    Moerasplanten/oeverplanten
In december heb ik over de zuurstofplanten verteld. Deze maand zijn de drijfplanten aan de beurt. Doordat er grote verwantschap is met de lelieachtigen behandel ik deze twee door elkaar.

Drijfplanten hebben een enorme groeicapaciteit. De meeste planten wortelen in de modder in het water. Vaak kunnen ze zich door hun wortelstok onder water heel goed vermeerderen. 
Hoe komt het dat de meeste bladen blijven drijven? Hun drijfvermogen hebben ze te danken aan het wijdmazig netwerk van luchtbuisjes in de bladeren. 
Het voedsel wordt door de wortels opgenomen. In tegenstelling tot de zuurstofplanten vindt de gasuitwisseling - tussen de zuurstof en de CO2 - niet onderwater plaats, maar via de bladen aan de lucht.
Een paar bekende drijfplanten, welke ik tijdens de wandelingen van de plantenwerkgroep tegenkom, bespreek ik hieronder heel globaal:
1.    Waterlelie
De wortelstok met de wortels zitten vast in de modder. 
Het blad is groot en niervormig, 10-30 cm groot.
De grote witte of roze bloem opent zich na zonsopgang en sluit haar bladen weer aan het eind van de middag.
De knop overwintert in de wortelstok.
2.    Gele plomp
Het wortelstelsel is het zelfde als bij de waterlelie.
Een deel van de bladen is ondergedoken in het water. Het drijfblad is wat ronder van vorm, dik en leerachtig, 10-30 cm groot. 
De bloem is geelgroen aan de buitenkant maar binnen zijn de cirkelvormige kroonbladen geel.
De bloemen steken boven de bladen uit.
De plant kan -25 o C verdragen.
3.    Pijlkruid
Dit vind ik een heel leuk plantje en kijk elk jaar weer of ik hem kan vinden. 
De driekante stengels ontspruiten aan een wortelstok in de bodem. De stengels komen hoog boven het water uit. Hier zitten rechtopstaande pijlvormige bladen aan met langwerpige lobben.
De bloemstengel komt vanuit de oksel van het bovenste blad, 15-20 mm groot. Vaak in kransen van drie en wit of rose van kleur met een donker hartje. De bloemen zijn éénslachtig.
Ze vormen in de herfst kleine knolletjes in de ondergrond en lopen in het voorjaar weer uit.
4.    Waternavel
We maken verschil tussen de grote en kleine waternavel. De grote waternavel is een invasieve exoot en is ook verboden te planten. De kleine waternavel is een nuttige plant want hij neemt zware metalen op. Hoe herken je dan de grote waternavel:
De wortels groeien ook weer in de modder.
Het blad is niervormig en onregelmatig met vijf lobben, 3-10 cm groot.
Het jonge blad is verdiept bij de wortel en lijkt op een navel. Het zijn verder drijfbladen maar ze kunnen wel 30 cm boven het wateroppervlak gestuwd worden en verstikken dan de boel. 
Ze hebben witte of roze bloemen van ongeveer 3 mm .
Overwinteren is geen probleem, want hij is bijna niet te bestrijden.
5.    Kikkerbeet
Wortelt meestal niet in de bodem. Heeft alleen drijfbladen en geen bladen onder water.
Hij heeft gave cirkelvormig bladen en aan de onderkant is hij vaak roodachtig. Ongeveer 2,5 cm groot.
De bloem heeft drie witte kroonbladen met een gele kern, 2-5 cm groot.
In de herfst zakken de zaden of speciale winterknoppen naar de bodem en ontkiemen in het voorjaar weer.
6.    Kroos
Heeft geen stengel maar blad van 10 mm grootte. Onder het blad zitten de worteltjes.
Bloeit zelden en komt in grote groepen voor.
BG