Hoogeveen/de Wolden

Wilde planten: De varen

Een paar maand geleden had ik een lijstje samengesteld over plantenfamilies, waar ik in de Nieuwsflitsen over zou willen schrijven. Er moest wel wat over te vertellen zijn. Ik hoorde van een plantenwerkgroep-maatje dat dit voor de “varen” wel heel ingewikkeld zou kunnen worden. 
OEI!!
Ik had het al aangekondigd. Voor mij geldt dan wel: beloofd is beloofd. We hoeven gelukkig ook niet álles van varens te weten en gelukkig ook niet álle soorten te kennen.

Varens zie je overal: in het bos, in de bermen, langs de sloten, in de tuinen en zelfs in huis. Waar ik elk voorjaar weer enthousiast van word, is wanneer de jonge varenbladen zich gaan “ontrollen”. Elk jaar weer fotogenieke plaatjes: het is net een bisschopsstaf. En die foto’s maak ik dan ook in mijn eigen tuin.

Varens behoren tot de vaatplanten. De meeste hebben een wortelstok, die als stengel onder de grond kruipt. Dat is in je tuin ook goed te merken, want ze komen op meerdere plekken weer boven de grond. Als je dit niet in toom houdt dan heb je je tuin vol met varens. De stelen met de bladen ontspringen uit de wortelstok. De varens vermenigvuldigen zich niet door zaden maar door sporen.
Over de hele wereld zijn er duizenden verschillende soorten varens. Vooral in de regenwouden, omdat vocht het belangrijkste is voor hun leefomgeving.

De varen is op zich winterhard doordat de wortelstok winterhard is. Hieruit ontstaan elk voorjaar weer nieuwe bladen. De meeste varens hebben een bladsteel die vaak bezet is met schubben. Vaak zitten hier al de kenmerken in van de soort. Bijvoorbeeld bij de adelaarsvaren: wordt hij onderaan het blad doorgesneden dan heeft ie een typische dubbele-adelaar-tekening. 
Varenbladen hebben vaak verschillende vormen qua lengte, breedte, geveerd, ongeveerd, enkel- of dubbelgeveerd, niet-ingesneden, getand, gezaagd, gekarteld, spits of gelobd.
Misschien heb je een varenblad wel eens omgekeerd en dan zie je bij de één sporendoosjes zitten en bij de andere niet (onvruchtbare bladen). Dit zijn dus de voortplantingsorganen van de varen.

Hieronder noem ik een paar varens, welke wij op onze struintochten onder andere tegenkomen en/of in de tuin kunnen zien (zie ook de foto per soort):
1.    Adelaarsvaren
Komt veel voor in loof- en naaldbossen. Het is de grootste varen en bedekt grote delen van de bosoppervlaktes. Het heeft drie- tot viermaal geveerde bladeren en aan de bovenrand vormen zich sporenhoopjes. In de herfst zie je een dikke bruine laag van dode bladen op de grond liggen.
2.    Koningsvaren
Ook een grote varen, maar iets kleiner dan de adelaarsvaren. Komt voor in vochtige loofhoutbossen en veenmoerassen. Verder is hij zeer zeldzaam. Het heeft dubbelgeveerd blad met in het centrum vruchtbare bladen aan smalle deelblaadjes die een soort pluim vormen.
3.    Tongvaren
Het groeit op muren en in de duinen. De bladstelen zij purper-zwart en hebben bruine schubben. Het blad is tongvormig en heeft iets gegolfde gave randen, is eerst lichtgroen wat overgaat in donkerder groen. Het blad gaat dan ook glanzen. Hier zitten lijnvormige sporenhoopjes op. 
4.    Steenbreekvaren
Het is een kleine varen die groeit op muren en rotsachtige grond. De bladstelen zijn zwart. Het is groenblijvend in de winter. De bladen zijn enkelgeveerd, staan in twee rijen, iets langwerpig of rond en helder lichtgroen. Bijna de gehele onderkant bestaat uit sporenhoopjes. 
5.    Dubbelloof
Is vrij algemeen en staat langs greppels en in vochtige bossen op arme grond. De naam is afgeleid van de twee soorten bladen: de vruchtbare (staan rechtop en hebben smalle zijveren) en onvruchtbare (overhangend of op de grond liggend en hebben brede zijveren).
6.    Regenboogvaren
Deze staat bij mij in de schaduw in de tuin, waar het vaak vochtig is. Het heeft gegroefde bladstelen, brede driehoekige en één tot tweevoudig geveerde bladen. De sporendoosjes zitten verdeeld over alle bladen. Olijfgroene, paarse en zilvergrijze bladen.
Volgende maand: Waterplanten
BG